Beursgenoteerde familiebedrijven - not so simply the best
De Zwitserse bank Crédit Suisse onderzoekt regelmatig hoe beursgenoteerde familiebedrijven het doen ten opzichte van hun niet-familiale tegenhangers. Onlangs werden de meest recente resultaten van dit onderzoek gepubliceerd (1). Het belang van Europese familiebedrijven kan niet onderschat worden, aangezien de meeste beursgenoteerde familiebedrijven die minstens 100 jaar bestaan op het Europese continent teruggevonden kunnen worden. Denk maar aan ondernemingen als Miko (1801), Carlsberg (1847) en Hermes International (1837). We zullen ons verder beperken tot de resultaten die betrekking hebben op de onderzochte Europese bedrijven.
Voorwerp van onderzoek: beursgenoteerde familiebedrijven
In de ‘Family 1000’ worden ongeveer duizend grote beursgenoteerde familiebedrijven onderzocht. Opdat een onderneming als familiebedrijf kan worden gekwalificeerd in het kader van het onderzoek moet het voldoen aan één van de volgende twee voorwaarden:
- De oprichter of zijn of haar familie houdt minstens 20% van de aandelen van het bedrijf aan;
- De oprichter of zijn of haar familie houdt minstens 20% van de stemrechten van het bedrijf aan.
Met het oog op het vergelijken van de resultaten van de ‘Family 1000’, werd er een niet-familiaal gecontroleerde controlegroep samengesteld.
Beste leerling van de klas met betrekking tot ESG-criteria
Uit eerdere rapporten is gebleken dat familiebedrijven over het algemeen een hoger rendement kennen. De tijden waarin enkel de financiële resultaten van een onderneming telden, zijn evenwel vervlogen. Tegenwoordig wordt ook de duurzaamheid van bedrijven en de ethische weerslag van hun investeringen gemeten. Hiervoor worden vaak de ESG-criteria gebruikt. ESG-criteria verwijst naar: Environmental, Social en Governance (Milieu, Maatschappij en Governance). In het verleden is gebleken dat familiebedrijven op het vlak van milieu en maatschappij erg goed scoorden, terwijl zij op het vlak van governance het vaak minder goed doen dan niet-familiaal gecontroleerde bedrijven.
De onderzoekers stelden nu evenwel vast dat familiebedrijven een duidelijke inhaalbeweging maken op het vlak van governance. Dit resultaat is opmerkelijk gelet op het feit dat men regelmatig sceptisch is over corporate governance in familiebedrijven. Uit de recente cijfers blijkt dat het verschil tussen familiebedrijven en niet-familiebedrijven met betrekking tot governance nog nooit zo klein is geweest.
Conservatieve financiering hoeft geen rem op innovatie te zijn
In lijn met eerder onderzoek, stelt men opnieuw vast dat familiebedrijven over het algemeen conservatiever zijn wat betreft schuldfinanciering. Het is mogelijk dat dit verbonden is met het feit dat familiebedrijven een sterkere focus op de lange termijn hebben en boven alles het voortbestaan van de onderneming veilig willen stellen. Ze zullen wellicht ook meer belang hechten aan het behoud van zeggenschap en bijgevolg buitenstaanders niet snel toelaten om te investeren.
De vraag rijst of dit financieringsconservatisme geen beperking vormt op het vlak van innovatie. Uit het onderzoek blijkt dat familiebedrijven een kleiner deel van hun budget spenderen aan onderzoek en ontwikkeling dan hun tegenhangers. Deze vaststelling wordt overigens ook bevestigd in academisch onderzoek. Het grotere menselijk kapitaal dat eigen is aan familiebedrijven maakt dat men desondanks toch een hogere innovativiteit kan noteren. Dit sterke menselijke kapitaal hebben de ondernemingen te danken aan het feit dat hun werknemers in het algemeen langere loopbanen hebben, hun sterk sociaal kapitaal en hun efficiënter bedrijfsbeheer.
De CEO’s van drie onderzochte bedrijven(2) werden bevraagd met betrekking tot dit aspect van het onderzoek en zij bevestigden unaniem dat er geen plaats is in familiebedrijven voor onderzoek en ontwikkeling zonder concreet doel of concrete visie. Met betrekking tot de risicoaversiteit van een onderneming stelt Simon Michel, CEO van Ypsomed, dat de houding van een CEO op dit punt veeleer persoonsgebonden is, los van de vraag of hij deel uitmaakt van een familiebedrijf of niet. Desalniettemin meent hij dat ook de levenscyclus van de onderneming een rol speelt: “a first entrant, notably a first-generation entrepreneur, would be willing to take more risk in order to gain market share (from zero).”
Consistent hogere aandelenprijzen en betere resultaten, maar beste resultaten behaald in eerste twee generaties
Opnieuw wordt bevestigd dat de cashflow return van de onderzochte familiebedrijven hoger ligt ten opzichte die van niet-familiale bedrijven. Wanneer we dit alles vertalen naar de aandelenprijzen van de betrokken bedrijven, blijkt dat zij het sinds 2006 30% (300 basispunten) beter doen dan die van de onderzochte niet-familiebedrijven. Het onderzoek maakt wel melding van het feit dat 2022 voor familiebedrijven een moeilijk jaar was, waarbij zij het 7% minder goed deden dan hun niet-familiale tegenhangers. Deze mindere prestatie zou toegewezen kunnen worden aan het feit dat familiebedrijven vaak meer investeren in kwaliteit en dat deze investeringstechniek dat jaar in het algemeen minder goed presteerde. Credit Suisse stelt echter vast dat in 2023 sprake lijkt te zijn van een hervatting.
Opvallend is dat familiebedrijven hun beste resultaten in de eerste twee generaties behalen. De onderzoekers schuiven twee mogelijke oorzaken naar voren voor deze vaststelling. Enerzijds linken ze dit aan het feit dat ondernemingen in de eerste fases van hun bestaan sterkere groei vertonen, maar anderzijds menen ze dat de minder goede resultaten van volgende generaties te wijten zouden kunnen zijn aan problemen inzake opvolging. Het loont met andere woorden zeker de moeite om tijdig aandacht te hebben voor de overdracht van het familiebedrijf aan de volgende generatie.
(1) Credit Suisse Research Institute “The Family 1000: Family values and value creation”
(2) Het gaat om Simon Michel, CEO van Yspomed, Tony Smurfit, CEO van Smurfit Kappa Group en George Weston, CEO van Associated British foods.