Een huwelijk voorafgegaan door de aankoop van een onroerend goed: hoe belandt dit onroerend goed in de huwgemeenschap?
Zoals reeds werd aangekondigd is intussen ook de hervorming van het huwelijksvermogensrecht aan de gang. Het wetsvoorstel tot hervorming van het huwelijksvermogensrecht is thans nog hangende voor de kamer.
Eén van de voorgestelde wijzigingen heeft betrekking op de mogelijkheid tot het anticipatief inbrengen van onroerende goederen in de huwgemeenschap. De situatie die men hierbij voor ogen moet houden is de volgende: een ongehuwd koppel koopt samen een onroerend goed aan. Dit onroerend goed behoort hen beide in onverdeeldheid toe. Deze onverdeeldheid wordt beheerst door het gemeen recht. Wat gebeurt er met dit onroerend goed wanneer het koppel nadien beslist om te trouwen onder een gemeenschapsstelsel?
Het is een misvatting om te denken dat het onroerend goed dat door een koppel samen werd aangekocht vóór het huwelijk automatisch een gemeenschappelijk goed wordt door te huwen. Het onroerend goed zal na het huwelijk een onverdeeld goed blijven. Indien de echtgenoten wensen dat het onroerend goed deel uitmaakt van hun huwgemeenschap, zullen zij het betrokken onroerend goed moeten inbrengen in de huwgemeenschap door middel van een (wijziging aan hun) huwelijkscontract. Concreet betekent dit dat het koppel twee maal beroep moet doen op een notaris (met hieraan gekoppeld het nodige kostenplaatje): een eerste maal voor het verlijden van de aankoop- of schenkingsakte van het onroerend goed en een tweede maal voor de inbreng van het onroerend goed in de huwgemeenschap.
Het wetsvoorstel tot hervorming van het huwelijksvermogensrecht creëert de mogelijkheid tot een anticipatieve inbreng van een onroerend goed in de huwgemeenschap. Concreet zou dit betekenen dat in de akte van eigendomsverkrijging reeds “anticipatief” inbreng wordt gedaan van het betrokken onroerend goed in de toekomstige huwgemeenschap. Het koppel moet desgevallend maar één maal beroep doen op een notaris.
Een anticipatieve inbreng houdt in dat wanneer de partners later huwen, het onroerend goed tot de huwgemeenschap zal behoren, alsof zij het onroerend goed hadden ingebracht via een huwelijkscontract. Let wel, zolang het koppel niet huwt, blijft het gemeen recht van toepassing op deze onverdeeldheid. Pas wanneer het koppel huwt zal het goed deel uitmaken van de huwgemeenschap en aan de specifieke regels van het huwelijksvermogensrecht worden onderworpen. Bovendien kan het koppel op het ogenblik dat zij huwen op deze anticipatieve inbreng terugkomen in hun huwelijkscontract wanneer zij op dat moment niet langer willen dat het onroerend goed wordt ingebracht.
Dit nieuwe instrument wordt aan enkele voorwaarden gekoppeld:
-
De anticipatieve inbreng is mogelijk bij elke gezamenlijke verkrijging in onverdeeldheid door de partners van de volle eigendom van een onroerend goed waarin zij gelijk gerechtigd zijn. De verkrijging hoeft niet noodzakelijk via een aankoop te gebeuren. De anticipatieve inbreng is ook mogelijk wanneer de ene partner de helft van het onroerend goed van de andere inkoopt of wanneer een schenking gebeurt aan beide partners in onverdeeldheid.
-
Het is wel vereist dat het onroerend goed in volle eigendom toekomt aan het koppel en dat beide partners gelijk gerechtigd zijn in het onverdeeld onroerend goed. Noch ongelijke eigendomsverkrijgingen (bv. 40-60), noch een verkrijging door de ene van de blote eigendom en door de andere van het vruchtgebruik komen in aanmerking voor de anticipatieve inbreng.
- Tot slot moet het betrokken goed op het ogenblik van het huwelijk nog in natura aanwezig zijn. Indien de partners het onroerend goed voorafgaand aan het huwelijk hebben vervreemd, kan er vanzelfsprekend geen inbreng meer plaatsvinden van dat goed, noch van de goederen of gelden die hiervoor in de plaats zijn gekomen. Het is evenwel mogelijk dat een nieuwe verklaring van anticipatieve inbreng wordt afgelegd met betrekking tot het vervangende goed of dat het vervangende goed wordt ingebracht in de huwgemeenschap via huwelijkscontract.
De hervorming van het huwelijksvermogensrecht gaat ook in op de weerslag van de inbreng op de schulden van de echtgenoot.
-
Op basis van de huidige regels worden de eigen schulden, bij de inbreng van een eigen goed, proportioneel mee ingebracht. Dit betekent dat de eigen schulden ten laste komen van de huwgemeenschap in verhouding tot de waarde van de ingebrachte goederen. Wanneer het onroerend goed dat wordt ingebracht bijvoorbeeld de helft bedraagt van het actief van het eigen vermogen van de inbrenger, dan zal de helft van het passief van zijn eigen vermogen mee worden ingebracht. Het is dus niet zo dat de schulden die het ingebrachte goed bezwaren (zoals bijvoorbeeld een hypothecaire lening die rust op het onroerend goed) automatisch ten laste van het gemeenschappelijk vermogen komen. In de praktijk voorziet men dikwijls in een afwijkende regeling, zodanig dat de schulden die rusten op het ingebrachte goed mee wordt ingebracht.
- In het wetsvoorstel wordt bovenstaande situatie gewijzigd en voorziet de wetgever dat de schulden die de inbrenger heeft aangegaan om de ingebrachte goederen te verkrijgen, te verbeteren of in stand te houden ten laste van de gemeenschap komen. Het idee hierachter is dat de echtgenoten een netto-inbreng (nl. de waarde van het ingebrachte goed en de schuld die er dan op weegt) beogen. Deze nieuwe inbrengregel aangaande de schulden zou ook gelden voor goederen die de echtgenoten vóór het huwelijk gezamenlijk hebben verkregen en waarvoor ze een verklaring van anticipatieve inbreng hebben afgelegd. Ook deze nieuwe regels zijn van aanvullend recht, hetgeen betekent dat echtgenoten die een andere regeling wensen dit bij huwelijkscontract kunnen vastleggen.
Samengevat, de lopende hervorming van het huwelijksvermogensrecht beoogt via de anticipatieve inbreng tegemoet te komen aan de situatie waarin een koppel eerst overgaat tot de verwerving van een onroerend goed (in onverdeeldheid), en daarna gaat huwen. Door de figuur van de anticipatieve inbreng kan het koppel reeds in de verkrijgingsakte van het onroerend goed voorzien dat het betrokken goed wordt ingebracht in de huwgemeenschap wanneer zij later zouden huwen.